Jakar – Bumthang, Trongsa, Thimpu
1 december – Jakar Dzong e.o. en terug naar Trongsa
Na het ontbijt brengen we eerst een bezoekje aan het op een heuvel boven het dorpje Jakar gelegen Jakar Dzong uit 1667, ook wel het kasteel van de witte vogel genaamd. Toen men een plek uitzocht voor de dzong, zag men een grote witte vogel op de huidige lokatie neerstrijken en dat was een teken. De dzong kijkt mooi uit op de Choskhor vallei. We bezoeken de binnenplaatsen (best een uitgestrekt complex) en een gebedshal. Er zijn oude Boeddha schilderingen op de muren die wederom bedekt zijn met een mooi gekleurd Bhutanees laken. Het “hoofd” beeld is tantrisch, 2 figuren die sex hebben en op die manier hun macht/kracht vergroten. Een klein monnikje geeft onze gids heilig water uit een mooi kannetje met pauwveren, waar onze gids eerst een beetje van drinkt en het dan uitsprenkelt op zijn eigen hoofd. Een ritueel dat bijna elke keer gebeurt als we een prayer hall bezoeken. Als we zin hebben, doen wij ook af en toe mee.
Vervolgens wandelen we naar beneden naar de auto en dan is het een heel kort ritje naar het nabijgelegen Wangdichholing palace. Ook hier zijn we weer de enige toeristen. Dit paleis uit 1857 was het eerste paleis in Bhutan dat niet als een fort is gebouwd. Het is de voormalige woning van de eerste drie koningen van Bhutan, voordat de derde koning zijn residentie naar Punakha verhuisde. Het ziet er verwaarloosd uit en we horen dat het ook niet meer gerenoveerd zal worden. Men wil het bewust in de originele staat houden. Het is een heel kleurrijk gebeuren. Het moet vroeger erg mooi geweest zijn. Er wonen slechts een paar monniken en een paar nonnen die de het een beetje onderhouden. Op de binnenplaats liggen chilipepers en millet (gierst) te drogen in de zon. Vlak naast de ingang van het paleis is men druk bezig met de bouw van een groot hotel. Ook dit wordt een hotel van zo’n 1500 US$ per nacht. Het verhaal gaat dat vanwege de lokatie de huidige koning opdracht heeft gegeven om het af te breken. Het is te dicht bij het paleis. Maar wij zien bouwlui druk aan het werk. De gids weet ook niet hoe dit zit. Buiten het paleis staan ook 5 grote gebedswielen in huisjes die door water aangedreven zouden moeten worden. Alleen werkt dit niet zo goed meer.



Als laatste gaan we deze ochtend nog naar de Jampa Lhakhang tempel, die net als de Kyichu gomba in Paro op dezelfde dag in 659 gebouwd is door de Tibetaanse koning Songsten Kampo. Jampa is de boeddha van de toekomst. Het is een mooi complex van gebouwen met een “tuin” eromheen. Elk jaar in oktober vindt hier een van de meest spectaculaire festivals van Bhutan plaats, het vierdaagse Jampa Lhakhang Drup. Er is ook een gebouw waar zich 1000 boterlampen bevinden.
Het verhaal achter de bouw van deze kloosters, als onderdeel van een hele reeks van 108 kloosters is bijzonder. Toen deze koning Songsten Kampo met zijn Chinese vrouw Wencheng een beeld van Sakyamuni (Boeddha) door Lhasa vervoerde, kwam deze vast te zitten in de modder en kon niet meer verder. Wencheng geloofde dat daar een enorme demoon achter zat. Deze vrouwelijke demoon zou op haar rug op de aarde liggen met haar navel op de plek van de Jokhang tempel in Lhasa. Stukken van de armen en benen staken over de grenzen van Tibet heen en zelfs in Bhutan zijn er dus enkele van de 108 tempels te vinden waarmee Songsten Kampo de demoon “aan de grond vastnagelde”.
Na de lunch rijden we terug naar Trongsa. In de Chummey vallei maken we nog een uitstapje naar het Parker klooster en in de omgeving brengen we een bezoekje bij een familie thuis. De gehele familie is druk bezig met weven van Yathra’s, een soort doek, die gebruik kan worden om kinderen of andere last op de rug te binden, maar ook gewoon als tafellaken gebruikt kan worden.
In de mist steken we de Yotongla pas over en dalen langs de nog steeds witte bomen en vele watervallen af richting Trongsa.
Terug naar Thimpu
We stonden vroeg op voor de lange rit terug naar Thimpu. Toen we om 7.00 uur wegreden was het nog steeds erg mistig en bij het passeren van de Pele La pas konden we nog steeds nauwelijks iets zien. Dit maakte de lange rit over de slingerende wegen vrij saai. Bij de stop op de Pele La bleken we een zachte band te hebben. Terwijl de chauffeur de band verwisselde, kwamen er 2 fietser de pas opgeklommen. Buitenlanders mogen in Bhutan wel met mountain bikes fietsen, maar alleen onder begeleiding van een volgauto. Niet echt een ervaring van vrijheid helaas. Nadat de band vervangen was, vervolgden we onze weg. Drie bochten lager stonden we echter al weer stil. Ditmaal wegens wegwerkzaamheden. Wegwerkers en graafmachines blokkeerden de hele weg. De Nepalese wegwerkers in Bhutan hanteerden een vrij vreemdsoortige strategie. Eerst gooiden ze grote stenen dwars over de weg, die met hamers, bijlen en dergelijke in kleinere stukken werden gehakt, daarna ging de graafmachine er over heen die met de graafbak de stenen nog eens verder kapot hakte, daarbij nauwelijks rekening houdend met de menselijke hakkers die af en toe op het nippertje konden wegspringen voor de machine.
In de omgeving van Wangdi maakten we nog wat foto’s van mensen en aids-campagnes voordat we aan de klim naar Dochu La pas begonnen. We checkten bij het passeren van een garage nog of we de kapotte band niet moesten laten maken, maar dat was niet nodig volgens gids en chauffeur.
Eenmaal boven op deze pas, bleek dat we deze keer iets meer geluk hadden en nog een redelijk uitzicht om het Himalaya gebergte en de diepe dalen in de omgeving hadden. Tijdens een heerlijke lunch konden we uitgebreid van dit uitzicht genieten, terwijl onze chauffeur met zijn nieuwe mobiele telefoon inclusief camera, mp3 speler en stevige speaker indruk zat te maken op de 3 meisjes van de bediening. Ze konden er geen genoeg van krijgen. Het was niet helemaal duidelijk of nu het mobieltje of de chauffeur het middelpunt van de belangstelling was.



Toen we later bij het iets verder gelegen checkpoint bij Hongtsho (grens van restricted area van Bhutan, je hebt een speciaal permit nodig om hier verder naar het oosten te reizen) wilden wegrijden, bleek ineens de andere achterband helemaal plat te zijn. Helaas was de eerder vervangen band dus nog steeds zacht en in de omgeving was geen mogelijkheid om deze op te pompen, zodat we geen poging konden wagen of die het het laatste uur tot Thimpu zouden halen. Helaas hadden de mobieltjes van gids en chauffeur ook geen bereik en deden de vaste telefoons in de omgeving het ook niet. De zon was inmiddels weg uit het dal en het werd al aardig koud. Samen met de gids stapten we over in een taxi en lieten de chauffeur achter met de kapotte auto. Vanuit Thimpu zouden we een andere auto met reservebanden naar hem toesturen.
Na het diner even relaxen en vervolgens uit in Thimpu. 3 verschillende mensen hadden ons de clubs “Space 34” en “Destiny” aangeraden. Aangezien het enthousiasme van deze mensen mbt Space 34 groter was en deze op kruipafstand van het hotel lag, was de keuze makkelijk gemaakt. We hoefden maar een klein stukje door de koude nacht te lopen om deze tent te bereiken.
In Space 34 naast de ook populaire Om bar, is het echter erg rustig. We komen tegelijkertijd binnen met een groepje van 7 Bhutanezen en binnen zitten een handje vol Indiers. Het is binnen erg koud en de Bhutanezen snellen direct de dansvloer op. Iets wat ons gezien de temperatuur en de vrolijke moderne Hindi muziek ook een goed plan lijkt, dus we volgen direct. Ondanks het beperkte aantal bezoekers toch een redelijk begin. Nog geen half uur later is echter iedereen weg en ook in de Om bar is haast niemand. Bars sluiten in Bhutan al om 11 uur, maar ook daarna wordt het niet drukker in Space 34. De volgende ochtend horen we dat het met circa 50 man in Destiny wel gezellig druk was. Hmmm, zo’n 65 bezoekers in 3 populaire tenten tezamen. Qua uitgaansleven valt er dus nog wel wat te ontwikkelen in Bhutan.

