Rara Lake, West-Nepal
Rara lake (ook wel Rara Dah of Rara Taal genoemd) is een unieke plek in het afgelegen noord-westen van Nepal, zo’n 380 kilometer van Kathmandu, die tot voor kort vrij lastig te bezoeken was door gebrek aan transport en dreiging van de Maoïsten in het gebied.
Ook bij reisbureaus in Kathmandu is het gebied nog niet heel erg bekend en de meeste hebben geen informatie uit eigen hand omtrent de voorzieningen ter plekke en de mogelijkheden voor vliegtickets en hun kennis strekt niet veel verder dan dat ze weten dat het lastig te bereiken is.
Uiteindelijk weten we een medewerker van een reisburo te overtuigen dat er toch echt vliegtuigen naar het nabijgelegen Talcha gaan en dat hij toch in staat moet zijn om tickets voor ons te regelen en deze man is bereid om zijn “kan-niet” houding opzij te zetten en voor ons aan de slag te gaan.
Er blijken alleen onregelmatige chartervluchten naar Talcha te gaan, maar in maart en april zijn deze er wel bijna elke dag. Hij regelt open-tickets van Nepalganj naar Talcha voor ons en we krijgen het telefoonnummer en emailadres van de office manager van Yeti airlines in Nepalganj zodat we tijdens onze trip door India persoonlijk contact kunnen houden omtrent de gewenste vluchtdatum en de beschikbaarheid van vluchten rond die datum.
In de laatste dagen voor we weer bij Nepalgunj de grens tussen India en Nepal oversteken houden we inderdaad nauw contact met deze man omdat Nepalgunj op papier niet de meest interessante Nepalese plaats is om een paar dagen op een vliegtuig te gaan zitten wachten. Bovendien is Nepalgunj in de afgelopen maanden het toneel geweest van grootschalige rellen en vele bandha’s. Zodra we de grens over zijn bellen we met deze Yeti man, die bevestigt dat de vlucht van de volgende dag inderdaad nog op de planning staat. We zullen om 9.00 uur vliegen en moeten ons om 7.00 uur op het vliegveld melden. Dat lijkt alsof het gesmeerd zal gaan lopen.
Inderdaad verloopt het redelijk voorspoedig. Het vliegtuig blijkt de volgende ochtend wel eerst nog even naar Dolpo en terug en Simikot en terug te moeten vliegen, maar om 12.00 uur zijn wij dan aan de beurt. Niet gek, slechts 3 uur vertraging voor een trip waarvoor we gewaarschuwd zijn dat je soms enkele dagen moet wachten voor er weer een vliegtuig gaat. En in de wachttijd worden we uitgenodigd bij de manager op kantoor en voorzien van een versnapering en de nodige informatie m.b.t. Rara en omgeving.
Vlucht naar Talcha
Waren we vorig jaar al niet heel enthousiast over de vluchten naar Lukla en terug, beide fier bovenaan in de lijst van minst geslaagde vluchten, de vlucht naar Talcha neemt direct met afstand de leiding in dit klassement over. Op dat moment weten we nog niet dat deze vlucht zijn koppositie 5 nachten later al weer zou moeten afstaan. Samen met vele zakken Japanse snelkookrijst en nog één andere passagier vliegen we in een twinottertje naar Talcha, waarbij het toestel als een vliegtuigje van papier door de wind heen en weer en op en neer wordt geslingerd. Zeker als je niet zo heel hoog boven de bergtoppen uitkomt is dat bijzonder onplezierig. De stewardess, die achter ons zit, doet met een gerust hart een dutje, dus het zal allemaal wel goed zijn.
Japanse rijst
Achter die Japanse snelkookrijst zit nog een apart verhaal, dat we ongetwijfeld verkeerd hebben begrepen. Deze rijst wordt namelijk door (the people of) Japan aan Nepal gedoneerd, het transport door duur betaalde Japanse overheids/NGO medewerkers verzorgd. In Nepal wordt het verdere transport door de Nepalese overheid betaald, waarna het in Gam Ghadi voor 30 cent per kilo aan locals wordt verkocht, wat ongeveer 10 cent onder de locale marktprijs ligt, waardoor de locale markt dus beïnvloed wordt. Waarom er niet gewoon lokaal subsidie op de rijst dan wel andere hulp wordt gegeven, waardoor al deze hulp-Yens & -rupees efficiënter kunnen worden besteed, is ons niet helemaal duidelijk.



Op Talcha zijn alle geiten kennelijk op tijd van de landingsbaan verjaagd en kunnen we veilig landen op de gravelbaan, daarbij een enorme stoofwolk producerend.
Een luchthavengebouw is er niet en nadat we onze namen en nationaliteit hebben doorgegeven aan de locale agent, kunnen we zelf onze tassen pakken die iemand uit het vliegtuig naast ons op de grond heeft gegooid.
Onze eerste bestemming is Gam Ghadi, district headquarters van Mugu district, daar wonen bekenden van een bekende van bekenden van ons en als we hun namen in het dorp roepen zouden we verder geholpen kunnen worden om meer informatie over de regio te verkrijgen. Gam Ghadi is echter zo’n 2 uur lopen over een lastig pad veelal naar beneden en met losse stenen. Daarbij is het 1 uur ’s middag en bloedheet op een hoogte van circa 2600 meter. Een porter voor onze bagage zou dus best handig zijn. Er is slechts 1 enthousiaste vrijwilliger. Een ventje van 10 jaar oud, die voor Rs 150 (zeg Euro 1,5 en 25% boven de lokale prijs) onze bagage naar Gam Ghadi wil brengen, wat overigens een aardig bedrag is in een gebied waar sommige mensen een hele dag van circa 12 uur moeten zwoegen om rs 50 a rs 70 te verdienen. Een slim ventje dus.
Een leuk dilemma, wat doe je? Jezelf 2 uur lang in het zweet werken en daarmee voorkomen dat het jongetje de broodnodige rs150 mee naar huis kan nemen of laat je hem wat bijverdienen. Het feit dat het vrijdagmiddag is en de scholen dus gesloten zijn, helpt mee om te kiezen voor het laatste, maar om nu te zeggen dat je je er gemakkelijk bij voelt, nee, zeker niet.
Het mannetje gaat ons voor door een mooi landschap met terrassen, leuke dorpjes waar de mensen ons enthousiast begroeten en langs het huis van het jongetje, waar hij ook zijn 7-jarig broertje inschakelt om de lichtste van de 2 tassen te dragen en ons gevoel nog meer op de proef te stellen. Wanneer we in Gam Ghadi in een guesthouse aankomen, geven we de ventjes rs200 wat ze ineens niet genoeg vinden. Met hulp van een aantal locals eisen ze ineens rs500. Niet dat dat nou zoveel is voor ons, maar voor locale begrippen slaat dat echt helemaal nergens op en we weigeren locale verhoudingen te verstoren. Het zou natuurlijk belachelijk zijn als de 2 ventjes op vrijdagmiddag in 2 uur meer verdienen dan hun vader in de hele week en voor de vader zeker geen stimulans zijn om de kinderen op school te houden.
De sfeer wordt er helaas niet gezelliger op. We pakken onze spullen en besluiten om verderop in het dorp maar eens de namen van de bekenden van een bekende van bekenden van ons te laten vallen. Binnen een minuut staat iemand voor ons die bij één van de 3 namen hoort en deze man nodigt ons uit met hem mee te gaan naar zijn huis, rekent af met de jochies en degenen die hen te hulp kwamen (ook hij geeft aan dat rs200 meer dan voldoende is voor de klus). Al snel krijgen we een aanbod om bij hem thuis de nacht door te brengen.
We krijgen ’s middags een korte rondleiding door het dorpje en spenderen een deel van de middag en avond bij deze voorzitter van Jaya Nepal en krijgen van hem, zijn collega’s en kennissen wat informatie over (het leven in) Gam Ghadi en Rara lake.
’s Avonds gaan we naar een hotel, genaamd Shanti (=vrede), door locals als beste getipt om te eten en te slapen, maar nog steeds een erg basic accommodatie is. Tot onze grote verbazing treffen we hier een groep van maar liefst 20 westerlingen aan, terwijl de regio als nauwelijks toeristisch bekend staat. Het blijken dan ook geen toeristen te zijn, maar vrijwilligers uit Zwitserland die in een nabijgelegen dorp de huizen van zonnepanelen/-energie voorzien. Superenthousiast vertellen ze hoe het was om de gezichten van de dorpelingen te zien, op het moment dat deze zelf voor het eerst de net aangelegde verlichting lieten branden. Bij hen hoeven we ook geen informatie over Rara Lake te verwachten, want ze zijn er niet geweest. Voor ons niet voor te stellen als je zo dichtbij bent, maar je bent nu eenmaal vrijwilliger of niet.
Wandeling naar Rara
De volgende ochtend beginnen we eigenlijk wat te laat aan de best pittige wandeling naar Rara. Tot vlak voor Rara gaat de wandeling namelijk letterlijk alleen maar omhoog. Geen stukje vlak of naar beneden. Ondanks de hoogte (2000 tot 3000 meter) is het bloedheet en de zon schroeit op onze huid. Hoewel het dus erg warm is, ligt er op beschutte plaatsen nog steeds sneeuw en is het pad af en toe met ijs bedekt.
Zo nu en dan komen we locals tegen voor wie de sneeuw een aangename verfrissing is. Ze scheppen de sneeuw op in schalen of emmers, mengen het met suiker en klaar is de lekkernij.
Na 2,5 uur klimmen bereiken we de pas nabij het meer en kunnen we eindelijk weer naar beneden en vlak lopen. Nadat we tussen wat bomen door zijn gekropen, komt meteen het meer in zicht. De combinatie van het helder blauwe water, het groene dennenbos, de witte bergen en blauwe lucht is prachtig.
Enige smet in de omgeving is het kleine legerkamp dat direct aan het meer op de plek van het voormalige dorpje Rara is gevestigd. Dit army camp is onlangs hiernaar toe verhuisd, waarschijnlijk omdat het makkelijker te verdedigen is. Onderweg waren we overigens al een door de Maoïsten vernietigd legerkampje tegengekomen.
Bij het “hoofd”kantoor van het Rara Nationale Park moeten we ons registreren en een permit kopen. In het registratieboek zien we dat er 3 weken geleden ook een toerist is geweest, de laatste inschrijving daarvoor dateerde van 4 maanden terug, en wanneer we een paar bladzijden omslaan, zitten we al snel in het jaar 1998. Bijna onvoorstelbaar hoe weinig buitenlanders hier komen. En kennelijk zijn de meeste buitenlanders, medewerkers van NGO’s, gezien de vragen die we in de omgeving van Rara krijgen:
– voor welke organisatie werk je?
– wat kom je hier doen?
– ben je toerist? Dus je komt hier niets doen?
– hoeveel jaar blijf je?
Genietend van het prachtige uitzicht lunchen we aan het meer, waarna we de weg vervolgen richting Majhgatta, een nederzettinkje 15 minuten van het meer. Het bestaat uit twee woningen, een health post en een youth club. Er wonen slechts 3 families. In één van de 2 woningen is een lodge gevestigd, wat betekent dat de slaapkamers op de bovenste verdieping door toeristen kunnen worden gebruikt, voor de rest zijn er geen voorzieningen. Als we aangeven hier de nacht te willen spenderen, worden de smoezelige lakens en dekens even uitgeklopt en de kamer is klaar voor gebruik.
De meeste mensen spreken geen woord Engels, dus moeten we ons met Nepalees zien te redden. Op één of andere manier is er ergens een misverstand ontstaan en er komen meerdere mensen met oogproblemen naar ons toe, of we daar iets aan kunnen doen. Op een gegeven moment komt er iemand die toch een beetje Engels kan en vraagt: “maar jullie zijn toch van het Rode Kruis?” Er valt enige teleurstelling te bespeuren wanneer we vertellen dat we slechts toerist zijn en je zou je bijna bezwaard gaan voelen. We haasten ons te zeggen dat we wel kunnen zorgen voor meer bezoekers op de website van Murma Hotel en Lodge. Tot onze grote verbazing blijkt deze 5 sterrenaccommodatie nog niet over een website te beschikken.



dagtochtjes bij Rara
Vanuit Majhgatta maken we 2 dagtrips: 1 wandeling rondom het meer, en een wandeling via het dorpje Murma naar Murma top. De wandeling rondom het meer (zo’n 13 km) is prachtig, maar erg lastig. De paden aan de noordkant van het meer zijn vrij goed. We genieten van het uitzicht over het meer en de bergen, hier en daar wat rhododendrons, andere bloemen en vele prachtige vlinders. Nadat we in de felle zon gebadderd hebben in het ijskoude water van het meer (dat gaat stukken beter, dan met een emmer water in een vies donker washok / annex toilet), beginnen we aan de tocht langs de zuidkant. Deze kant ligt meer in de schaduw en is geen doorgaande route voor lokaal (wandel)verkeer en dat is goed te merken. Onze doorgang wordt bemoeilijkt door vele tientallen omgewaaide bomen, dikke pakken sneeuw, ijs en diepe modderplassen. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat we hier helemaal niemand meer tegenkomen. Moe, dorstig en hongerig, maar zeker voldaan komen we uren later weer terug in Majhgatta. We bestellen ons diner dat makkelijk kiezen is, want het is hetzelfde als het ontbijt, de nationale maaltijd, dal bhat. Het enige verschil is dat ’s ochtends de bruine bonen in de dal (eigenlijk geen echte dal dus) geplet zijn.
Er is deze droge dagen nauwelijks (waterkracht)energie, na 19.00 uur is het pikdonker en wordt het ook behoorlijk fris op deze hoogte, dus na zo’n stevige wandeling extra reden om vroeg onder een warme deken te duiken. Voor de familie is het echter nog wat vroeg en in de kamer onder onze kamer wordt het vuur letterlijk nog even flink opgestookt. Volgens een reisgids wordt het verbod op houtsvuur strict nageleefd, maar de vlammen komen circa een meter boven het metalen vat uit en daarmee ook dicht bij het houten plafond wat tegelijkertijd de vloer van onze slaapkamer is. De rook die door de kieren naar boven komt, is verstikkend, zodat we alle ramen wagenwijd open moeten zetten.
Later op de avond en ’s nachts wordt de omgeving prachtig verlicht door de steeds voller wordende maan, wat erg behulpzaam is bij een nachtelijke tocht over het lastige pad naar het toilet, naar beneden met veel bochten. Helaas hebben we aan de laatste dagen India wat lichte darmklachten overgehouden en zijn zulke tochtjes niet te voorkomen. Echter, de mooi verlichte omgeving en sterrenhemel zorgt ervoor dat zo’n tocht niet alleen kommer en kwel is.
De volgende morgen lopen we eerst naar Murma, een bijna middeleeuws ogend dorpje onder de gelijknamige piek. Murma ligt net als Gam Ghadi op zo’n 7 dagen lopen van Surkhet, vanwaar een “snelweg” naar Kathmandu loopt. Het is een gek idee dat vele van de dorpelingen nog nooit in hun leven een echte auto gezien hebben. Na een blik geworpen te hebben in het dorp, vervolgen we onze weg naar de top. We worden vergezeld door een groepje jongens uit het dorp, die heel aardig ons de weg wijzen. Onderweg oefenen we ons Nepalees. Ook bij het beklimmen van het laatste stuk van de Murma piek stuitten we op vele omgewaaide bomen, ijs en sneeuw, maar eenmaal boven hebben we een prachtig uitzicht over Rara Lake en de Himalaya. Een van de jongetjes begint boven het lokale Rara liedje te zingen, wat voor een bijzondere sfeer zorgt. We delen onze kokoskoekjes met ze en hebben er weer wat vriendjes bij.
Het leven in Majhgatta is van buitengewone eenvoud. De meeste gesprekken gaan over de passerende ezelkaravanen, de prijs van paddenstoelen, de prijs van hanen, over de hanen zelf (een van de hanen op het erf heeft een afwijking waardoor hij de hele dag rondjes tegen de wijzers van de klok in blijft lopen en tevens voortdurend aangerand wordt door de grootste haan, die zich bij gebrek aan kippen (te duur) op deze gestoorde haan stort), de geiten, gereedschap en het maken van bijenkorven uit massieve houtblokken. Het kost de mannen een volle dag om zo’n houtblok in een bijenkorf om te toveren.
Mede omdat we wel eens genoeg hebben van de dal bhat met bruine bonen in Majhgatta, besluiten we de laatste nacht te spenderen in het in aanbouw zijnde Dafi hotel aan het Rara meer zelf. Het is deze nacht ook volle maan, het is prachtig om de omgeving in het maanlicht te aanschouwen.
We slapen in een ruimte met 8 bedden (lees: planken op poten met een dun matje) zonder deur naar de gang en de gang heeft geen buitendeur zodat alles en iedereen zo het slaapvertrek in kan lopen en de nachtelijke kou ook vrij spel heeft. Gelukkig zijn we de enige gasten, zodat we ook van 8 bedden dekens hebben, dus dat kwam helemaal goed. Er werd ook nog eens speciaal voor ons licht in de kamer geregeld, dus we mochten niet klagen.
De volgende dag is het Arno’s verjaardag en zijn eerste cadeau, naast een mooi uitzicht, is een lekkere dal bhat als ontbijt (dat overigens even op zich laat wachten). Dal bhat maken in deze omgeving kost zeker 2 uur. Is wel bijzonder om in deze omgeving jarig te zijn. Alles waar je aan denkt bij een verjaardag vieren, is er niet; geen taart, koffie, drank en visite. Ook kan je niet even email checken of er nog mensen aan je gedacht hebben. En je hebt natuurlijk ook geen “gewone”post. Wel waren er nog felicitaties via de sms-service van de satelliettelefoon gekomen. Voor de terugtocht naar Gam Ghadi hadden we in Majhgatta met veel moeite een porter weten te regelen. Vlak voor we gaan ontbijten, komt al 2 uur voor het afgesproken tijdstip een doof/stomme man in plaats van de afgesproken porter. Hij heeft een briefje mee, zodat de eigenaar van de lodge ons met zijn gebrekkige Engels en vooral Nepalees duidelijk kan maken dat “onze man” niet komt en dat deze doof/stomme man zijn vervanger is. Een leuke uitdaging, de communicatie in het Nepalees was al lastig, tijdens de wandeling kunnen we alleen nog maar gebaren met handen en voeten.
Nadat we nog een keer ontbeten hebben met prachtige uitzicht op de geweldig omgeving gaan we met hem op pad.
Op een gegeven moment begint ie wat vreemde gebaren te maken, waaruit we menen af te leiden dat ie ooit een vliegtuig in Rara Lake heeft zien storten. Dat lijkt misschien makkelijk om uit te beelden, maar onze vriend heeft er nog al moeite mee (of wij met interpreteren natuurlijk).
Wanneer we later nog even van de laatste aanblikken van het meer zitten te genieten, komt er een klein legervliegtuigje over vliegen en begint de beste man opnieuw te gebaren, waardoor ons eerdere vermoeden wordt bevestigd.
Later lezen we dat prinses Prekshya Rajya Laxmi Devi Shah in november 2001 onder dubieuze omstandigheden is omgekomen bij een helicopterongeluk bij Rara lake.
Deze prinses was een opvallende afwezige tijdens de bijeenkomst die eindigde in het koninklijke bloedbad in juni van datzelfde jaar. Hierbij kwamen 10 leden van de koninklijke familie eveneens onder dubieuze omstandigheden om het leven.



Terugvlucht naar Nepalgunj
Terug in Gam Ghadi begint het geregel en gedoe voor de terugvlucht naar Nepalgunj. Bij navraag op het vliegveld krijgen we te horen dat we de volgende ochtend om 7 uur weer moeten bellen en dat het nog niet zeker is dat Yeti Airlines de volgende dag zal vliegen. Dit omdat het vliegtuig (nog) in Pokhara is.
De volgende ochtend om 7 uur is er nog steeds geen duidelijkheid, maar toch raadt men ons aan naar de airstrip van Talcha te gaan. Dat is dus ruim 2 uur bergopwaarts lopen. Niet heel grappig om voor niets te doen. Ondanks de hoogte is het om 8 uur ’s ochtends al bloedheet. Gelukkig heeft onze nieuwe vriend van de Youth club een porter voor ons geregeld, die we niet eens hoeven te betalen omdat de man personeel van de NGO is. Dat was natuurlijk ook weer niet de bedoeling en we voelen ons behoorlijk bezwaard (altijd wat met porters).
Als we eindelijk moe en bezweet in Talcha aankomen, proberen we de beste man een tip te geven, maar dat weigert ie in alle toonaarden. Na heel erg veel moeite weten we hem over te halen om op zijn minst iets op onze kosten te gaan eten voor ie aan de terugweg begint en geven aan dat we niets tegen zijn baas zullen zeggen. Daar gaat ie mee akkoord.
Van de Yeti Airlines medewerker horen we dat er helaas toch geen vlucht is, maar dat we met een legervliegtuig mee kunnen. Hiervoor moeten we dan nog wel even $107 pp betalen die we dan later weer kunnen terugvorderen.
Een uur later krijgen we te horen dat als de wind niet toeneemt, het legervliegtuigje inderdaad binnen een half uur zal komen. Helaas neemt de wind langzaam toe en we maken ons een klein beetje zorgen dat de vlucht niet doorgaat en we mogelijk in het desolate en bloedhete Talcha moeten blijven, zonder zekerheid dat er de volgende dag wel een vlucht zal zijn.
Dat blijkt gelukkig niet het geval. Zo’n 3 kwartier later komt het bericht dat het vliegtuigje in aantocht is en begint de in-check en security procedure. Beide vinden plaats in de openlucht, waarbij passagiers en mensen die de passagiers komen uitzwaaien zowel voor als na de security check gewoon door elkaar heen kunnen blijven lopen en spullen kunnen blijven uitwisselen. Daar maken we dankbaar gebruik van, want één van de security medewerkers heeft het op onze (reserve) oplaadbare batterijen gemunt en wil de volstrekt belachelijke en zinloze internationale maatregel naleven, dat je batterijen wel in je camera (of andere apparaat) mag meenemen, maar niet los. Ook wel weer begrijpelijk van deze man wanneer je bedenkt dat die batterijen voor hem ongeveer een half maandsalaris zouden kosten. En regels zijn nou eenmaal regels.
Wanneer we op het punt staan in het mini-vliegtuigje te stappen, komt de piloot naar ons toe met de mededeling dat het vliegtuigje helemaal niet naar Nepalgunj gaat maar naar Surkhet, na Surket zal het nog een keer heen en weer naar Surkhet vliegen en pas helemaal aan het eind van de dag naar Nepalgunj. We hebben nauwelijks tijd om te beslissen, weten niet precies waar Surkhet ligt, maar wel dat er een weg is en het vooruitzicht om de rest van de dag in het bloedhete Talcha door te brengen om dan mogelijk toch niet naar Nepalgunj te kunnen vliegen zorgt ervoor dat we toch maar boarden (via het luik aan de onderkant van het vliegtuig).
Het vliegtuigje is meer bedoeld voor parachutisten en droppings en heeft twee lange banken aan weerszijde in lengterichting van het vliegtuig. Gordels blijken niet voor alle stoelen aanwezig, dan wel bij elke stoel te functioneren. Arno zit nog te bekijken hoe hij iets aan zijn gordels kan doen die meer voor iemand van 250 kg lijken, maar niet verstelbaar zijn, als het vliegtuigje al de startbaan afdendert. De zenuwachtige glimlachjes van onze Nepalese medepassagiers verdwijnen als sneeuw voor de zon wanneer het toestelletje door de turbulentie heen en weer wordt geslingerd. Uit hun ogen spreekt doodsangst en al snel begint de eerste over te geven, kort daarna gevolgd door bijna alle anderen. Een oude vrouw barst in snikken uit van pure angst en ellende en de passagiers klampen zich aan elkaar vast.
Zelf voelen we ons ook zeker niet op ons gemak, maar medelijden met de medepassagiers en het prachtige uitzicht o.a. over Rara zorgen voor afleiding van onze eigen gevoelens.
De 25 minuten naar Surkhet lijken uren te duren. Wanneer we eindelijk stilstaan op het kleine vliegveld van Surkhet haasten de Nepalezen zich uit het vliegtuig, een aantal van hen duikt meteen de berm in om de maag nog eens goed te legen en bij te komen van het avontuur.
Surkhet – Nepalgunj
Helaas blijken we op dit late tijdstip niet meer naar onze volgende bestemming, Butwal, te kunnen reizen, dus pakken we samen met deze Nepalese medepassagiers een micro-bus naar Nepalganj om daar (weer) de nacht door te brengen. De mooie rit voert o.a. langs het Royal Bardia National park en door de Mahabharat heuvels. Dat laatste zorgt weer voor vele bochten in de weg, met het reeds bekende effect op de ingewanden van de Nepalezen.
Aangekomen in Nepalganj nemen we eerst een lekkere douche, gaan uitgebreid uiteten en vervolgens vroeg naar bed om de volgende ochtend fris aan het volgende avontuur te beginnen. Via Butwal zullen we naar Lumbini reizen, Lumbini is de geboorteplaats van Boeddha, maar daarover later meer.

