Nepal,  Tilicho Trekking,  Trekking

Tilicho Lake Trek IV

Verslag van een trekking naar Tilicho lake in het Annapurna gebied in Nepal van 17 -28 mei

Tilicho van dichtbij
De volgende ochtend gaan we eerst een beetje de schade inhalen van de vorige dag. We maken met zijn 3-en een wandeling naar het nagenoeg geheel bevroren meer. Het ligt er prachtig bij zo aan de voet van het Tilicho massief. Door de stijgende temperaturen en de krachten van het water en de gletsjers is het ijs veranderd in een grote massa tegen elkaar gelegen ijsschotsen.

Klimmen naar Mesokantu La
Nadat we het meer goed in ons hebben opgenomen, beginnen we om 10:00 uur aan de tocht richting Mesokantu La vanwaar we kunnen afdalen naar het vliegveld in Jomsom. De route gaat direct vanuit de camping site omhoog. De “trails” zijn steil en liggen vol steengruis, zodat je af en toe nauwelijks grip hebt en je voeten weer naar beneden glijden. Al snel bevinden we ons op een hoogte van circa 5.300 meter wat goed te merken is in longen, maag/darmen, hoofd en benen. Het is echter niet een kwestie van even omhoog en dan direct weer naar beneden (zoals bijvoorbeeld op de nabij gelegen Thorung La pas, door Santosh en Sangeeta nu als “peanuts” betiteld), maar we moeten nog uren lopen op een hoogte tussen de 5.200 en 5.300 meter en water is wederom een probleem. Sangeeta is redelijk fit en aangezien er grotendeels geen steile afgronden zijn, komt die vlot vooruit. Santosh heeft last van zuurstof tekort en zijn maag, ik zelf heb flinke hoofdpijn en mijn benen voelen alsof ze van pudding gemaakt zijn. Ze zijn niet vooruit te branden. Er lijkt geen eind te komen aan de tocht over de blubberige met sneeuw en lastige stenen bedekte hoogvlakte.

Wanneer we in de buurt van de Mesokantu La komen, kijken we ineens tegen een flink steile heuvel op, vol met steengruis en een bijzonder smal (nauwelijks 1,5 voet breed) “pad” aan. Sangeeta en ik zien het even niet meer zitten. Sangeeta is doodsbang op zulk soort hellingen. Ik zie het niet meer voor me om over zo’n smal “pad” nog verder omhoog te moeten klimmen, mijn hoofd en benen willen echt absoluut niet meer. Ondertussen begint het licht te sneeuwen en het alternatief van teruggaan is nog veel beroerder en langer dan doorgaan, dus weinig keuze.
Voor we aan deze klim kunnen beginnen, moeten we echter eerst nog afdalen naar een klein met ijs bedekt riviertje. Deze afdaling gaat over een supersteile helling vol blubber, steengruis, ijs en sneeuw. Beide porters maken flinke glijpartijen en ook ik zelf glij een keer meters naar beneden door de modder en de sneeuw. Van dichtbij blijkt de heuvel gelukkig iets minder lastig dan van afstand, maar toch is het een behoorlijk pittige wandeling en ik moet om de 10 meter stoppen om mijn hoofd en benen tot rust te laten komen.

Minuten lijken uren, kwartiertjes lijken dagen en zo’n 4 a 5 “dagen” later, waarin de woorden “afdalen, afdalen, afdalen, afdalen, afdalen” honderden keren in mijn hoofd echoen, bereiken we het einde van deze klim, waar nog een enorm pak sneeuw op ons wacht. Hier kunnen we slechts met veel moeite over heen klimmen. De top blijkt helaas echter nog niet de Mesokantu La te zijn. We moeten nog eens twee van dit soort hellingen over, die gelukkig aanzienlijk korter en minder steil zijn. En dan eindelijk, eindelijk, eindelijk, eindelijk bereiken we rond 16.00 uur de pas, vanwaar de route bijna recht naar beneden loopt.

Afdalen
Santosh en ik willen dolgraag naar beneden en beginnen direct. Er is eigenlijk geen pad. Het is gewoon een kwestie van jezelf over het steengruis, de modder en de sneeuw naar beneden laten glijden. Binnen no-time zijn we 100 meter lager en dit gecombineerd met het feit dat we niet meer hoeven te klimmen, brengen hoofd en benen direct weer in jubelstemming. De route is echter zeer lastig in het begin. Kleine (en grote) stenen, rollen onder onze voeten naar beneden en we moeten flinke afstand houden om te voorkomen dat we elkaar niet raken met de stenen die we tijdens het lopen verplaatsen. Af en toe rollen grote stenen enkele honderden meters naar beneden.
Sangeeta is doodsbang en moet aan de hand van de gids die ook nog eens 2 zware tassen draagt naar beneden geholpen worden. De diepe sneeuw vindt ze helemaal eng. Voor anderen begint hier juist de lol. Er zijn enorme stukken sneeuw, die eindigen op niet zo hele steile stukken land met stenen. Ik “ski” op schoenen snel een heel stuk naar beneden, een porter, gids en Santosh volgen op hun kont. Dat ging lekker snel. Sangeeta vindt het echter eng en wordt stapje voor stapje door een porter naar beneden geholpen. Na deze welkome afwisseling moeten we nog tijden over een landschap met verraderlijke stenen (fijne enkelbrekers) afdalen.

Water is wederom een probleem, we hebben ontzettende dorst. Wanneer we op circa een uur van de camping-plaats zijn, stuiten we op twee kamperende Yarchagumba plukkers. Bij hen houden we rond 18.30 uur even een pauze om water en thee te drinken, wat te eten en even op adem te komen. Het begint weer licht te sneeuwen. Wanneer we een klein half uur later weer op pad gaan en het kleine heuveltje achter dit kampje oversteken, bevinden we ons ineens in dichte mist. De plaats van ons kamp (waar de porters inmiddels moeten zijn) is nergens meer te bekennen. De gids loopt vol overtuiging naar links, terwijl Santosh, Sangeeta en ik alledrie volledig overtuigd zijn dat we naar rechts moeten (wat achteraf ook blijkt te kloppen).
Gelukkig is de gids dit keer niet eigenwijs, hij loopt terug om de lokale Yarchagumba plukkers om hulp te vragen. Echter, wanneer hij eindelijk terugkomt, is het al donker en sneeuwt het behoorlijk hard. Deze twee mannen beginnen vol overtuiging te lopen, dwars door de prikkelstruiken, van een pad is absoluut geen sprake. Wij volgen, gelukkig hebben we bijna allemaal hoofd-/zaklampen. De route is lastig, glibberig en de prikkelstruikjes niet echt aangenaam. Vanwege de Yarchagumba oogst zijn er echter diverse kampen en de mannen blijken duidelijk niet precies te begrijpen welk kamp wij bedoelden. Hemelsbreed kan het echt niet ver meer zijn en geluid draagt ver in de bergen, dus Santosh zet het op een brullen en schreeuwt de naam van één van de porters: “DAMBAR !! DAMBAR !!”. Minuten- en minutenlang. Er komen vanuit diverse plekken reacties, maar geen van allen is overtuigend van Dambar. Santosh blijft schreeuwen: “DAAAAAAAMBAAAAAAR !! “DAAAAAAAMBAAAAAAR !!” en eindelijk komen er lichtsignalen uit de richting waar we het kamp ook vermoeden, maar tussen ons en het kamp ligt nog een dal met rivier. Gelukkig weten de 2 Yarchagumba plukkers nu ook waar we heen moeten en waar we deze rivier kunnen oversteken. Inmiddels begint Dambar aan de andere kant ons tegemoet te lopen. Onderweg valt Santosh twee keer, waarbij hij een keer met zijn toch al niet gehele fitte knie tegen een steen aan stuit. Met pijn en moeite strompelt hij verder.
Wanneer we Dambar eindelijk ontmoeten, beginnen we aan het laatste stukje en tegen een uur of 21:00 komen we eindelijk dood- en doodmoe aan in ons kamp waar alleen de keukentent al is opgezet. We moeten eerst nog de andere tenten opzetten voor we kunnen gaan rusten. Santosh voelt zich ziek, kucht veel en heeft flinke last van zijn maag en knie. Zelf ben ik zo kapot dat ik meteen in mijn slaapzak ben gekropen en alleen nog 10 minuten voor het eten rechtop heb gezeten en de meeste nachtrust van de hele trekking heb gehad.

Laatste etappe
Wanneer we de volgende ochtend op tijd opstaan, is de gehele omgeving tot ongeveer ons kamp bedekt met een dunne witte laag, die snel omhoog trekt op het moment dat de zon opkomt. Het kamp is prachtig gelegen, geheel omringd door witte bergen.
Later lezen we dat in het 100 kilometer naar het westen gelegen Dolpo zo zwaar heeft gesneeuwd dat tientallen Yarchagumba plukkers zijn omgekomen en vele honderden vermist zijn geraakt. Op donderdag (4 dagen later) zijn de meesten daarvan nog steeds niet terecht.
De laatste dag is een makkie: nog even 5 uur uitlopen, alleen maar naar beneden langs het dal van de Lungpughyum Khola (=rivier). Een prachtig dal met mooi geërodeerd landschap, veel groen en de witte pieken op de achtergrond.
Wanneer Marpha, Jomsom en het nabij gelegen Thini inzicht komen, bekruipt ons een blij gevoel. De trekking was erg mooi, gezellig, uitdagend en vooral genoeg geweest. Geen van ons zou nog een dag langer willen doorlopen.
Jomsom is flink veranderd ten opzichte van 3 jaar geleden. Er rijden nu ineens vele motoren, enkele auto’s en wat tractoren. Een vreemde gewaarwording in het voorheen zo rustige bergdorp. Er is nu een redelijk begaanbare weg tussen Muktinath en Ghasa en de locals vinden het (begrijpelijker wijze) wel zo prettig om niet voortdurend te hoeven lopen.

We nemen intrek in het Majesty hotel, een accommodatie waar Santosh en Sangeeta bijna kind aan huis zijn. Hier kunnen we weer van een goede douche en heerlijk eten genieten. Na het eten nemen we nog een paar glazen raksi en maken een praatje met een filosofische Thaise student. Sommige van zijn opmerkingen zijn treffend & interessant, anderen doen ons bulderen van het lachen. Een mooie afsluiting van deze dag. We gaan op tijd naar bed, want de volgende ochtend moeten we om 6 uur op het vliegveld zijn.

Vlucht naar Pokhara
Door een bandha in Kathmandu van de Maoïsten de dag ervoor, heeft het vliegtuig een uur vertraging, maar om 7.30 uur kiezen we het luchtruim. We hebben deze vlucht al een keer in omgekeerde richting gemaakt, maar toch zit ik weer de gehele 20 minuten met mijn neus tegen het raam aangeplakt: het uitzicht op de heuvels, bossen, dorpjes, rivieren en witte bergen is betoverend. Sangeeta en ik grappen dat we nooit meer een trekking maken, voortaan vliegen we gewoon. Wel zo makkelijk en wel zo mooi.

Pokhara Lakeside en rit naar Kathmandu
In Pokhara neemt Santosh met zijn frequent flyer punten een gratis vlucht terug naar Kathmandu, gaat Sangeeta eerst naar haar broer en ik breng een bezoekje aan een bekende met een eigen guesthouse. Deze heeft nog net even tijd voordat ie weer naar school gaat (hij is ook leraar). Deze is voor het eerst na een staking van 11 dagen (wegens de ……. maoisten) weer open.
Hij kan ook voor een fijne prijs een taxi naar Kathmandu regelen. Nog steeds veel geld, maar wel comfortabeler, sneller en veiliger dan de micro. Ik besluit dat ik dat na zo’n avontuur wel verdien. Per slot van rekening is de prijs voor een rit van meer dan 200 kilometer nog lager dan die van een ritje van Schiphol naar Amsterdam Centrum.
Maar eerst breng ik nog een bezoekje aan Lake Side. In het Boomerang restaurant geniet ik van een mango lassi, cappuccino en het uitzicht op het meer. Lakeside ziet er vele malen beter en relaxter uit dan enkele weken terug, zo met veel en veel minder toeristen en prachtig weer met bergzicht.

De taxi brengt ons in 4 uur echt rijden naar Kathmandu. De rit is behoorlijk comfortabel, wel moeten we voor deze lage prijs accepteren dat er nu en dan enorme kakkerlakken boven onze hoofden of tussen onze voeten lopen. Na een relaxte lunch in het Riverside Resort en nog een paar uur tuffen door prachtige omgeving komen we aan het eind van de middag al in Kathmandu, waar we eerst Sangeeta thuis droppen. Ik rijd meteen door richting Chhetrapati omdat de chauffeur nog terug naar Pokhara wil.
In Patan komen we hopeloos vast te zitten in de verkeerchaos rondom twee tankstations. Er heerst nog steeds brandstofschaarste en de lange rijen bij de tankstations doen ook de rest van het verkeer verstoppen (’s middags om 16:30 uur staan er al rijen voor tankstations die pas de volgende ochtend weer opengaan). Het staat volledig vast. Ik stuur de taxi terug naar de ringroad en ga met mijn 2 tassen, in bijna 35 graden en de enorme hoeveelheid uitlaatgassen maar lopen. Vele honderden meters verder rijdt het weer een beetje en neem ik een nieuwe taxi die na 500 meter al weer vast komt te zitten in een chakkajam (verkeersblokkade) van bijna naakte mannen (dragen alleen een onderbroek). Het zijn er maar een stuk of 15 a 20, maar de politie vindt het kennelijk niet nodig om deze belangrijke weg te ontruimen en leidt het verkeer om i.p.v dat ze de weg vrij maken. Welkom terug in Kathmandu. Ik stap weer uit, loop weer een paar honderd meter om vervolgens de 3e en laatste taxi naar Chhetrapati te nemen.
Aangekomen in het guesthouse voel ik me enigszins gedesoriënteerd. Het verschil met de afgelopen 12 dagen is erg groot. Eerst maar in bad, einde van een prachtig avontuur.

Laat een antwoord achter